Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 3.27 Tijdige inleverplicht
1
De studerende is verplicht zijn kaart in te leveren op een door de verstrekker van de kaart aan te geven wijze uiterlijk op de vijfde werkdag nadat:
a
zijn recht op studiefinanciering is beëindigd, of
b
zijn recht op een kaart op grond van artikel 3.25 of op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, is vervangen door een reisvoorziening in de vorm van geld.
2
De studerende die een kaart die ten onrechte aan hem is toegekend, afhaalt, is verplicht deze kaart in te leveren voor de eerste dag waarop de kaart ten onrechte voor hem geldig is geworden.
3
Bij niet tijdig inleveren van de kaart is degene aan wie een kaart als bedoeld in het eerste en tweede lid, is verstrekt, aan de verstrekker van de kaart voor het nog resterende deel van de geldigheidsduur ervan, een bedrag van € 68,- per halve kalendermaand of een deel van een halve kalendermaand verschuldigd, ongeacht of gebruik is gemaakt van de kaart. De eerste helft van een kalendermaand loopt tot en met de vijftiende dag van een maand. De tweede helft loopt tot en met het einde van die maand.
4
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing met betrekking tot een periode ten aanzien waarvan degene aan wie de kaart is toegekend, aantoont dat het niet tijdig inleveren van de kaart hem op geen enkele wijze kan worden toegerekend. De verstrekker van de kaart kan regels geven met betrekking tot de wijze waarop en het tijdstip waarvoor dit moet worden aangetoond.
5
Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking tot de voorwaarden waaronder de studerende wordt vrijgesteld van de in het eerste en tweede lid bedoelde plicht om de kaart in te leveren indien in geval van diefstal of verlies geen duplicaat als bedoeld in artikel 3.28, is verstrekt. Daarbij wordt een kostendekkend bedrag vastgesteld dat aan de studerende voor administratiekosten in rekening wordt gebracht.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BC8280, Hoger beroep, 0700142
    Rechtsoort
    Civiel overig
    Datum uitspraak
    25-03-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    Het Prepensioenfonds heeft betoogd dat ingevolge de verplichtstelling het fonds de bevoegdheid heeft gekregen om iedere premievordering, ongeacht het ontstaanstijdstip van die vordering, bij wege van dwangbevel in te vorderen, omdat de verplichtstelling moet worden aangemerkt als een daad van materiële wetgeving die directe werking heeft...
  • LJN BG5735, Hoger beroep, AWB 08/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    25-11-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    College van Beroep voor het bedrijfsleven
    Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
  •